“Regionale en centrale raad kunnen niet zonder elkaar”
De contacten tussen de Centrale Cliëntenraad en de districtsraden lopen vooral via de contactpersonen in de CC. Jan de Wit is contactpersoon voor de raden Rotterdam Rijnmond en West-Brabant / Zeeland. “We vangen de signalen in de regionale raden op.”
Jan de Wit zit al een jaar of acht in de cliëntenraad. In eerste instantie was hij zelf lid van de districtsraad. “In het district waar ik zelf contactpersoon van ben, ben ik zelfs voorzitter geweest. Dat maakt een en ander nu wel makkelijker, omdat ik weet hoe het in de raad aan toe gaat en ik zelf daar ook nog contacten heb.”
Het contact tussen de Centrale Cliëntenraad en de districtsraden is altijd belangrijk geweest. “De Centrale Cliëntenraad maakt beleid, de districtsraden moeten een vinger aan de pols houden bij de uitvoering van dit beleid. Als er in de uitvoering iets structureel misgaat, moet misschien het beleid weer aangepast worden. Dat is weer een taak voor de centrale raad. We kunnen dus niet zonder elkaar”, zegt De Wit.
Toen De Wit zelf voorzitter was, werden deze contacten op peil gehouden in het voorzittersoverleg. “Dat zorgde vooral voor een ander doel van het contactpersoonschap, namelijk dat raden weten wat er in andere raden gebeurt. Op deze manier voorkomen we dat iedereen zelf het wiel uit gaat vinden. We kunnen van elkaar leren. Daar wordt nu ook gebruik van gemaakt. Nu vervult de contactpersoon vanuit de CC ook de rol dat hij vertelt wat er in andere raden gebeurt. Het voorzittersoverleg wordt dan ook inmiddels niet meer georganiseerd.”
De Wit is dan ook erg tevreden met de huidige manier waarop deze contacten georganiseerd worden. “Ik zit aan bij de vergaderingen, zoveel als mogelijk, en weet echt wat er gebeurt. Daar kunnen we op centraal niveau weer veel aan hebben. Als de contactpersoon zijn werk goed doet, is iedereen op de hoogte van wat anderen aan het doen zijn en kunnen we als raad zo effectief mogelijk zijn.”
Het contact tussen de Centrale Cliëntenraad en de districtsraden is altijd belangrijk geweest. “De Centrale Cliëntenraad maakt beleid, de districtsraden moeten een vinger aan de pols houden bij de uitvoering van dit beleid. Als er in de uitvoering iets structureel misgaat, moet misschien het beleid weer aangepast worden. Dat is weer een taak voor de centrale raad. We kunnen dus niet zonder elkaar”, zegt De Wit.
Toen De Wit zelf voorzitter was, werden deze contacten op peil gehouden in het voorzittersoverleg. “Dat zorgde vooral voor een ander doel van het contactpersoonschap, namelijk dat raden weten wat er in andere raden gebeurt. Op deze manier voorkomen we dat iedereen zelf het wiel uit gaat vinden. We kunnen van elkaar leren. Daar wordt nu ook gebruik van gemaakt. Nu vervult de contactpersoon vanuit de CC ook de rol dat hij vertelt wat er in andere raden gebeurt. Het voorzittersoverleg wordt dan ook inmiddels niet meer georganiseerd.”
De Wit is dan ook erg tevreden met de huidige manier waarop deze contacten georganiseerd worden. “Ik zit aan bij de vergaderingen, zoveel als mogelijk, en weet echt wat er gebeurt. Daar kunnen we op centraal niveau weer veel aan hebben. Als de contactpersoon zijn werk goed doet, is iedereen op de hoogte van wat anderen aan het doen zijn en kunnen we als raad zo effectief mogelijk zijn.”